In het zesde actieprogramma is aangekondigd dat per 1 januari 2021 enkele maatregelen worden doorgevoerd rondom de teelt van maïs op zand- en lössgronden waarbij het principe van precisiebemesting uitgangspunt is: de juiste mest wordt op de juiste plaats, op de juiste manier, op het juiste tijdstip en in de juiste hoeveelheid toegediend om zo precies mogelijk te voorzien in de behoefte van gewas en bodem en daarmee emissies zoveel mogelijk te beperken.

Uit eerder wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het toepassen van rijenbemesting in maïs, een vorm van precisiebemesting, goed aansluit bij dit principe en tot een vermindering van  nitraatuitspoeling leidt

Uit recent onderzoek en praktijkervaringen van agrariërs komt echter naar voren dat rijenbemesting onder minder optimale omstandigheden tot verdichting van de bodem kan leiden en daardoor kan leiden tot minder opname van stikstof door het gewas met een grotere kans op nitraatuitspoeling naar het grondwater als gevolg.

Om op een andere manier invulling te geven aan precisiebemesting, wordt de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib voorafgaand aan de teelt van maïs op zand- en lössgronden aangepast. Op deze manier wordt het juiste tijdstip van toepassing gegarandeerd. Op bouwland, waarop dus geen gras als hoofdteelt staat, gelegen op zand- en lössgronden wijzigt de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib voorafgaand aan de teelt van maïs dan ook van 15 februari tot en met 15 september naar 15 maart tot en met 15 september. De kans dat nitraat en fosfaat uit- of afspoelen door neerslag neemt daarmee af, omdat de periode tussen bemesting en opname door het gewas korter is. Dit voor een periode van twee jaar. In het licht van de voorbereiding van de maatregelen uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en de uitwerking van de contouren van het nieuwe mestbeleid wordt bezien of deze maatregel aanpassing behoeft.

Om handhaving mogelijk te maken, dient de landbouwer de voorgenomen teelt van maïs uiterlijk 15 februari te melden bij RVO.nl.. Daarbij dient via de applicatie ‘mijn percelen’ eerst te worden aangegeven welk perceel het betreft en wat de oppervlakte van het perceel is waarop de maïs geteeld zal gaan worden. Daarna moeten in een ander applicatie op de site van RVO (melden maispercelen) de feitelijke melding worden gedaan. Wanneer drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib wordt uitgereden op dit gemelde perceel voorafgaand aan 15 maart, is de landbouwer in overtreding. Ook zal de landbouwer in overtreding zijn, wanneer blijkt dat maïs geteeld wordt op een perceel dat niet gemeld is. Omdat in de praktijk soms later dan 15 februari duidelijk wordt op welke percelen maïsteelt plaats zal vinden, is het mogelijk om de reeds gedane melding uiterlijk op 14 maart te wijzigen. Als de melding gewijzigd wordt is het telen van maïs als hoofdteelt op het desbetreffende perceel voor dat jaar niet meer toegestaan. Het is in dat geval wel mogelijk om het perceel voor 15 maart te bemesten met drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib.

Deze aanpassing van de uitrijdperiode op bouwland geldt alleen voor drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib. Belangrijke eigenschap van vaste dierlijke mest en steekvast zuiveringsslib is namelijk dat een groot deel van de stikstof in organische gebonden vorm aanwezig is en daardoor pas na langere tijd voor opname van het gewas beschikbaar komt. Ten slotte is voorzien in een uitzondering op de meldingsplicht en het verbod om in de periode van 16 februari tot en met 14 maart drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib te gebruiken op bouwland, gelegen op zandgrond of lössgrond voor de teelt van maïs overeenkomstig de biologische productiemethode en de teelt van suikermaïs onder folie. Deze teelten zijn niet verenigbaar met een bemesting na 14 maart.

Een andere interessante uitzondering vormen die percelen waar (een vanggewas) grasland aanwezig is dat voor de teelt van de maisland zal worden geoogst. Deze percelen moeten wel worden aangemeld, als maisperceel, maar wanneer voor de maisteelt nog een snede gras wordt geoogst en/of wordt beweid, is het toegestaan om in de periode van 16 februari t/m 14 maart drijfmest en/of vloeibaar zuiveringsslib te gebruiken op deze percelen. RVO geeft daarbij wel aan dat de mest voor het moment van maaien/beweiden moet zijn toegediend. Het voorgaande geldt ook als het gras gewas vorig najaar als groenbemesters is gezaaid. Het gewas moet wel voor meer dan 50% uit gras bestaan en voor de voederwinning worden gebruikt (na bemesting). Het is hierbij niet van belang wat de hoofdteelt in 2020 was. Dit geldt daardoor ook voor een grasgroenbemester gezaaid na mais

Duidelijk is dus dat uiterlijk 15 februari 2021 de percelen waarop maïs zal worden geteeld dienen te worden doorgegeven aan RVO.nl. Eerst moeten de percelen worden aangegeven in ‘mijn percelen’, daarna moet op basis daarvan de feitelijke melding worden gedaan. .

Lees hier het volledige besluit